Beschrijving van bruggenhoofd Gent.
Gedetailleerde beschrijving van de bunkers en hun bewapening.
Hieronder een iets uitgebreidere uitleg over de gebruikte Oreillons aan de bunkers van bruggenhoofd Gent.
Het Oreillon van de bunker
Het merendeel van de bunkers van bruggenhoofd Gent bezit een extra beschermingssysteem voor het schietgat. In de vakliteratuur gaat men dit in het algemeen gaan benoemen met de Franse term, een "Oreillon". De eenvoudigste Nederlandse vertaling is in dat geval een oortje. In het begin, voor ik die term kende, noemde ik het zelf wel eens een neus. Er zou een effectieve Nederlandse term voor zijn maar die vind je in het algemeen nergens terug, dit zou ook een schutsel genoemd worden.
De functie van een dergelijk oreillon was vanaf de zijkant van waar men de vijand verwacht, de zijmuur doortrekken tot voorbij het schietgat. Hierdoor ging men het rechtstreekse zicht van de vijand op het schietgat een deel wegnemen. Deze bescherming was extra voorzien om te vermijden dat men zijdelings zou proberen projectielen af te schieten die er zouden in slagen de vuurposities juist achter het schietgat al te eenvoudig uit te schakelen. Dat de bunker hier niet meteen zelf veel last van heeft, komt door het feit dat de bunker in het algemeen toch al een vrij beperke vuurhoek bezit, aan bruggenhoofd Gent is dit voor de schietgaten bezet met een Maximmitrailleur ongeveer 38° (erg weinig dus). De bunkers zijn echter in het algemeen, en zeker in de steunpunten en weerstandsnesten gedekt door andere bunkers waardoor de deels dode hoeken worden ingevuld door aansluitende bunkers. Op die manier hadden ze samen een groter vuurbereik en vuurhoek.
Dat deze oreillons wel degelijk van nut waren, valt duidelijk te zien aan de enkele bunkers op de linie die wel degelijk sporen van vijandelijke activiteiten vertonen. Ze dragen in dit geval meestal wel sporen van menige kogel- of projectielinslag op het oreillon. |
|
|
Links de bunker A36 te Gijzenzele, dit is de bunker die op het grondgebied Gijzenzele aangepast werd zodat hij opnieuw het uitzicht kreeg zoals hij ooit ongeveer moet gehad hebben (zie bunkerfiche A36). Door de renovatie heeft deze bunker echter het grootste gedeelte van sporen die hij droeg van de vroegere strijd verloren. Links nog de bunker voor de renovatiewerken, in vrij zwaar beschoten toestand. Rechts ziet u de bunker Be12. Dit is de bunker die in de ochtend van de 4e dag van strijd aan bruggenhoofd Gent (die er nooit gekomen is want bruggenhoofd Gent was al in de loop van de vorige nacht door de Belgische troepen verlaten), zwaar beschoten is geweest door allicht Duitse 88 mm Flak geschut met de bedoeling de bunker te breken. U ziet toch dat het oreillon wel degelijk zijn beschermende functie heeft vervuld en wel degelijk in de juiste richting stond opgesteld. |
Van dit Oreillon bestonden er ook wel degelijk verschillende types. Het werd ook afhankelijk van de lokatie en de toestand waarin de bunker werd gebouwd, aangepast. Hieronder de meest voorkomende vormen. De meest elementaire vormen van oreillon ziet men meestal bij de bunkers met als camouflage het Tyroolse type (ruw gebocheld).
Vrij groot Oreillon (1.50 meter), gebruikt bij bunkers die in het landschap zitten ingewerkt.
Dit is het type oreillon dat vrij courant wordt teruggevonden in de buurt van Muntekouter. |
Zoals op de originele plannen duidelijk te zien is, zijn de oreillons zwaar gewapend. De schuine uitloop naar een meer puntvorm heeft opnieuw te maken met het feit dat men wil dat projectielinslagen zo loodrecht mogelijk inslaan. Op die wijze hebben de inslagen meestal het minste impact op het geheel. Men wil ook steeds zoveel mogelijk vermijden inslagen te kunnen krijgen op een punt of lijn omdat dit de kans vergroot op grotere schade zoals barsten en scheuren. |
Respectievelijk Mu17, Be22, Mu14 en Mu12. In alle gevallen herkent men het patroon van de schets van het oreillon erboven. |
Groot Oreillon (tot 2 meter), eveneens gebruikt bij bunkers die in het landschap zitten ingewerkt.
Bij deze in het landschap ingewerkte bunkers, vindt men er verschillende terug met nog grotere oreillons tot zelfs 2 meter lang. (zie origineel plannetje hieronder) |
Doordat bij dit oreillon het zicht van het schietgat zou beperkt worden, wordt de hoekpunt aan de binnenkant ook afgerond zodat de gezichtshoek hetzelfde blijft. Er zijn echter ook oreillons te vinden die wat zweven tussen dit type en het vorige. Deze zijn dan bv geen 1.50 meter of 2.00 meter lang maar bv zoals bij de bunker Mu20, 1.70 meter lang. Ook bij deze types is de hoekpunt aan de binnenkant bijkomend afgerond. |
U ziet hierboven respectievelijk foto's van Mu11, A21 (zat in de heuvel van een reeds op dat moment verdwenen windmolen), Mu3 (foto collecitie De Muntenaar) en Mu20 (foto collectie G. De Jong). Het oortje van de bunker Mu20 is trouwens een oreillon met een lengte tussen beide laatste types van 1.70 meter. |
Oreillons gekoppeld aan een keermuur. Eveneens voor bunkers die in het landschap zitten ingewerkt.
Bij onderstaande 2 bunkers werd het oreillon verbonden aan een grote keermuur. De hoek achter de bunker en de keermuur werd origineel met grond opgevuld. De bouw van de keermuur heeft zich beperkt tot deze 2 bunkers omwille van de vrees dat de bunkers in het drassige weideland waar ze stonden zouden verzakken. Het betreft hier respectievelijk de bunkers C18 en Av14 (beiden op grondgebied Kwatrecht). |
Oreillons voor bunkers zonder specifiek bijkomend grondwerk.
Dit omvat het grootste gedeelte van de bunkers met een oortje. Deze oreillons zijn ongeveer 1 meter uitstekend naar voor. De bovenkanten zijn vlak afgewerkt. |
|
|
|
Links ziet u bunker Be13, rechts Mu5. Het oreillon steekt in beide gevallen zeker minder ver naar voor uit en de bovenkant is vlak en in het algemeen even hoog dan het dak.
Deze zelfde grootte van oreillon vindt men ook terug bij de meeste bunkertjes die werden gecamoufleerd als bv houten stalletjes, kleine woningen, bijgebouwen van boerderijtjes,... In deze gevallen ging men het oreillon mee verstoppen achter de camouflagewand. Eigenlijk waren de oreillons hetgene dat bij de gecamoufleerde structuren het meeste ging verraden dat het over gecamoufleerde bunkers ging. Vaak ging men daarom bij de camouflage ook nog enige extra moeite doen om toch het idee te creëren dat het effectief om een uitstekend gedeelte van de woning ging door het bijvoorbeeld met een klein raampje extra te gaan camoufleren als bv een toilet?...
|
|
|
|
|
Achtereenvolgens ziet u de bunker Av8 te Scheldewindeke waar zelfs een kapelletje werd verwerkt in het oreillon. Daarnaast bunker B26 met duidelijk de restanten van een verdwenen klein nepraampje. Daaronder nog A19 en C13. |
Bij deze bunkertjes gaat men in het algemeen het oreillon bovenaan schuin afwerken om het eveneens te voorzien van een klein dakje in golfplaten, leien of dakpannen. Wel treft men hier twee types oreillons aan. Het oreillon is in dit geval meestal vol en massief zonder afgeronde hoeken. Hier bestaan echter een klein aantal afwijkingen op. Bij een zeer kleine minderheid van dit type bunker, is de buitenhoek van het oreillon afgerond terwijl het daarna werd verstopt achter een bakstenen camouflagegevel. (foto's Links A20 te Baaigem en rechts A33 te Oosterzele). |
Ook de gecementeerde bunkertjes hebben dezelfde oreillons. De oreillons zijn in het algemeen vol. Hier gaat men meestal de hoeken niet afronden. Opnieuw bestaat er wel weer een uitzondering op de regel zoals deze toch merkwaardige bunker Av4 te Munte. |
|
|
Bij de bunkertjes, ooit gecamoufleerd als houten stallen allerhande, zijn tot zover ik heb kunnen vaststellen de oreillons steeds vol. |
Oreillons voor de bescherming van de toegang van de bunker.
Bij een zeer beperkt aantal bunkertjes, heeft men zelfs kleine oreillons voorzien voor de toegang, om ook hier het risico op vijandelijke projectielen in de ingang te kunnen beperken.
Foto's B44 te Melle, Mu6 op Muntekouter en D20 te Kwatrecht. |
|
|
|
|
Men vindt zelfs al verwijzingen naar het gebruik van Oreillons in fortificaties terug in oudere vestingsbeschrijvingen van de vestingsdeskundige Simon Stevin:
... Ten eersten dat sulcke bosgaten (schietgaten) van het schutsel weynich beschermt sijnde, voor viant seer bloot ligghen, ende dattet beter is des plompen bolwercx gordine te beschermen met bedecte bosgaten.
... dat alsdan de twee gordinen van twee bolwercken neven een ligghende, malcander beter sien connen, daerom soo een strijckhouck (Flank) met haer schutsel neder ghevelt wierde, soo salmen van deen bolwerckx gordine, dander beter connen sien ende beschermen.
(Citaten verkregen via Mr Marc Van den Broucke)
|
|